Wat is epilepsie?

Epilepsie is de aandoening waarbij met enige regelmaat toevallen optreden. De naam epilepsie komt uit het Grieks en betekent 'overname' of 'aanval'. De toeval ontstaat door een tijdelijke storing in het funktioneren van de hersenen; een sterk, kortdurend elektrisch signaal wordt onvoldoende afgezwakt en verspreidt zich in de hersenen met de toeval tot gevolg. De toevallen treden bij herhaling op en de tijdsduur tussen aanvallen kan per dier erg verschillen maar ligt gemiddeld tussen de twee en zes weken. Bij epilepsie wordt het onderscheid gemaakt tussen de echte of primaire, de secundaire en de reactieve epilepsie.

Welke vormen van epilepsie zijn er?

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de echte of primaire epilepsie waarbij geen oorzaak kan worden vastgesteld, en de secundaire epilepsie waarbij dat wel kan. De oorzaak kan gelegen zijn in de hersenen of daarbuiten (reactieve epilepsie).
 
Primaire epilepsie komt regelmatig voor bij de hond (0.5-1.0%). Primaire epilepsie komt zowel voor bij rashonden als bij kruisingen, al zien we het vaker bij bepaalde rassen waaronder de golden retriever, springer spaniël, boxer, keeshond en de Berner sennenhond. Voor enkele rassen is inmiddels bewezen dat de epilepsie erfelijk is. De incidentie per ras varieert enorm. Zo zijn er populaties waarbinnen de incidentie kan oplopen tot wel 17%.
 
Voor primaire epilepsie geldt:
  • eerste aanvallen treden op tussen een leeftijd van 6 maanden en 5 jaar
  • meestal wordt de eerste aanval gevolgd door een tweede (soms pas na maanden), maar het kan ook bij één aanval blijven
  • de tijd tussen aanvallen wordt aanvankelijk steeds korter om daarna min of meer constant te blijven (gemiddeld om de 2 tot 6 weken)
  • tussen twee aanvallen is de hond qua conditie en gedrag volkomen normaal
  • vaak treden aanvallen in een vertrouwde omgeving (thuis) op
  • vaak treden aanvallen op tijdens periode van rust (avond, nacht, ochtend)
  • er is geen relatie tussen het optreden van aanvallen en opwinding of inspanning

Secundaire epilepsie begint meestal onder een half jaar leeftijd (aangeboren oorzaak) of juist op latere leeftijd (verkregen oorzaak). Deze vorm van epilepsie kan bij alle rassen en kruisingen optreden, maar wordt ook bij bepaalde rassen vaker gezien (aangeboren erfelijke afwijkingen). Wanneer de oorzaak van de epilepsie buiten de hersenen gelegen is noemen we deze vorm reactieve epilepsie en wanneer de oorzaak in de hersenen gelegen spreekt men van de eigenlijke secundaire epilepsie.

Voor secundaire / reactieve epilepsie geldt:

  • eerste aanval treedt vaak onder 6 maanden leeftijd of na 5 jaar leeftijd op
  • er is vaak een relatie tussen de aanval en voeding, inspanning en/of opwinding
  • tussen twee aanvallen vertoont de hond vaak afwijkend gedrag en de algehele conditie kan verminderd zijn

Hoe ziet een epileptiforme aanval eruit?

Hoe een aanval er uit ziet kan erg verschillen tussen honden. Zo kan dit variëren van het slechts optrekken van een poot en het trekken met een lip zonder dat de hond buiten bewustzijn is (partiële epilepsie) tot een hond die volledig buiten bewustzijn is, omvalt, krampen krijgt en urine en ontlasting verliest (gegeneraliseerde epilepsie).

De gegeneraliseerde aanval verloopt meestal in drie fasen:

  1. Aura of inleiding: in de periode vóór de aanval vertoont de hond afwijkend gedrag. De hond is onrustig, aanhalig en heeft vaak een rare blik in de ogen. De hond wil graag naar buiten of juist naar binnen. Deze fase kan enkele minuten tot zelfs enkele dagen duren.
  2. Ictus of de eigenlijke aanval: deze fase begint met het verlies van bewustzijn en het omvallen van de hond. Vervolgens treedt een soort verstijving op door langdurige krampen van poten en lichaam die gevolgd wordt door ontspanning met kortdurende krampen. Hierna komt de hond weer bij bewustzijn. De hond kan urine en ontlasting verliezen. Deze fase duurt meestal enkele minuten.
  3. Post-ictale fase: dit is de fase na de aanval. De honden krabbelen overeind, zijn vaak de kluts kwijt, hebben moeite met zien en bewegen, zijn vaak erg moe en hebben honger en dorst. Deze fase kan enkele seconden tot wel enkele dagen duren. In deze fase kan de hond gemakkelijk schrikken en hij moet dan ook voorzichtig benaderd worden.

Naast het klassieke beeld zoals hierboven beschreven zien we regelmatig andere vormen van epilepsie. Zo zijn er dieren die kortdurende aanvallen hebben met schokkende bewegingen zonder bewustzijnsverlies en honden die zich slechts afwijkend gedragen. Bij deze laatste categorie lijkt het wel alsof de aanval zich beperkt tot de inleidende fase (aura).


Kijk op Youtube voor beelden van epilepsie bij de hond....

 

Wanneer de aanvallen snel achter elkaar optreden waarbij er wel een post-ictale fase herkenbaar is spreekt men van clustering. Clustering is zowel voor de eigenaar als voor de hond een frustrerende en vermoeiende presentatie. Wanneer de aanvallen zo snel op elkaar volgen zonder dat er een post-ictale fase herkenbaar is spreekt men van een status epilepticus. De status epilepticus is een levensbedreigende situatie omdat deze dieren zonder hulp niet meer uit de aanval komen.

Wat zijn mogelijke oorzaken van secundaire en reactieve epilepsie?

Mogelijke oorzaken van secundaire epilepsie (oorzaak in de hersenen gelegen) zijn:

  • Hydrocephalus (waterhoofd)
  • Trauma (zoals aanrijding)
  • Hypoxie (zuurstoftekort)
  • Meningo-encephalitis (hersenvliesontsteking)
  • Hersentumoren

Mogelijke oorzaken van reactieve epilepsie (oorzaak buiten de hersenen gelegen) zijn:

  • Hypoglycemie (te laag suikergehalte in het bloed)
  • Hypocalcemie (te laag calciumgehalte in het bloed, zoals bijv. bij een pas bevallen teef en poes)
  • Uremie (te hoog ureum-gehalte in bloed, zoals bijv. bij nierpatiënten)
  • Vergiftigingen
  • Hepato-encephalopathie (te hoog gehalte aan bepaalde gifstofjes in bloed ten gevolge van leverfalen)
 
Hoe stellen we de diagnose?

Op basis van het verhaal van de eigenaar en eventueel een video-opname van een aanval kan de diagnose vrij snel gesteld worden, zeker in het geval van een gegeneraliseerde aanval. Bij het klinisch onderzoek van de hond zullen we nagaan of er aanwijzingen zijn voor een onderliggende oorzaak van de epilepsie.

Hoe is de aanpak van een epilepsie-patiënt?

Wanneer de diagnose epilepsie gesteld is na de eerste aanval en er zijn tijdens het klinisch onderzoek géén aanwijzingen voor een onderliggende ziekte is het niet nodig om actie te ondernemen. Niet zelden blijft het bij die ene aanval. Eventueel kan een bloedonderzoek gedaan worden ter geruststelling van de eigenaar.

Wanneer er wel aanwijzingen zijn voor een onderliggende ziekte die de epilepsie zou kunnen veroorzaken is het uiteraard zinvol om hier naar op zoek te gaan en meestal wordt een uitgebreid bloedonderzoek geadviseerd. De behandeling zal in deze gevallen dan ook primair gericht zijn op het onderliggende lijden. Soms is een EEG (electro encephalogram), een CT- of een MRI-scan noodzakelijk.

Wanneer er in een kort tijdsbestek meerdere aanvallen optreden wordt door middel van bloedonderzoek (en soms EEG, CT- of MRI-scan) het onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire of reactieve epilepsie.

Hoe behandelen we een hond met (primaire) epilepsie?

De behandeling van epilepsie zal er zelden toe leiden dat de aanvallen volledig worden voorkomen. Wel zal behandeling tot gevolg hebben dat de frequentie, de ernst en de lengte van de aanvallen afnemen. In principe komen er bij de hond vier middelen in aanmerking voor langdurige behandeling tegen epilepsie:

Imepitoine (Pexion®)

Imepitoïne is een relatief nieuw medicijn tegen epilepsie. Het wordt inmiddels door veel dierenartsen als eerste keus ingezet bij primaire epilepsie bij de hond. Het kan alleen worden gegeven, of in combinatie met phenobarbital. Over het algemeen geeft Pexion® sneller resultaat en kunnen hondne ná een aanval minder angstig zijn. Niet alle hondenrassen reageren even goed op dit middel. Onze ervaring is dat de effectivitiet bij border collie's soms erg tegenvalt. 

Phenobarbital

Phenobarbital is een barbituraat en wordt al sinds lange tijd gebruikt bij epilepsie. Circa 70% van de honden reageert goed op dit middel. Sommige dieren krijgen echter bijwerkingen van phenobarbital zoals sufheid, meer drinken en plassen en meer eetlust.

Primidone

Primidone wordt in het lichaam omgezet in phenobarbital en phenylethylmalonzuur. De werking berust op het ontstane phenobarbital en kent dan ook dezelfde bijwerkingen. Phenylethylmalonzuur kan op termijn ernstige leverschade veroorzaken. Primidone heeft dan ook ten opzichte van phenobarbital geen voordelen en wordt om deze reden zelden gebruikt.

Slow release fenytoine (Epitard®)

SR-fenytoine is afgeleid van het humane anti-epilepticum fenytoine en heeft als voordeel ten opzichte van fenobarbital dat er minder bijwerkingen zijn. Qua effectiviteit ontlopen SR-fenytoine en phenobarbital elkaar weinig. Patiënten die niet goed reageren op de één worden nog wel eens overgezet op de ander, en vice versa.

Kaliumbromide

Kaliumbromide is waarschijnlijk het oudste anti-epilepticum (sinds 1857) en heeft als nadeel dat het bitter smaakt. Het kan als monotherapie worden ingezet, maar veel vaker als combinatietherapie met phenobarbital.

Meestal zal phenobarbital als eerste keus worden ingezet bij de behandeling van epilepsie. Phenobarbital heeft circa drie weken nodig voordat de maximale werking optreedt en dus is eerder switchen naar een ander middel af te raden. Wanneer de effectiviteit uiteindelijk toch tegenvalt kan Epitard® geprobeerd worden of de combinatie phenobarbital met kaliumbromide.

Wat moeten we doen bij een status epilepticus en bij clustering?

Wanneer een hond in een status epilepticus terecht komt of er clustering optreedt wordt bij voorkeur diazepam (Valium®, Stesolid®) toegediend. De eigenaar kan dit zelf doen door een rectiole (rectaal) in te brengen, de dierernarts dient dit bij voorkeur intraveneus (in het bloedvat) toe op effect. Diazepam is ongeschikt voor langdurige behandeling van epilepsie omdat het een zeer korte werkingsduur heeft.