De vraag van 22 mei 2012 luidt:

"Afgelopen weekeinde las ik in de krant dat er in Noordlaren een levende veulentweeling was geboren en dat dat heel bijzonder is. Hoe komt het dat dit zo bijzonder is?"

Antwoord van Frank:

"Bij paardachtigen zijn levende en gezonde tweelingen een enorme zeldzaamheid wat te maken heeft met de opbouw en structuur van baarmoeder en placenta (moederkoek). Om dit goed uit te leggen zal ik eerst kort iets vertellen over het ontstaan van tweelingen in het algemeen:

Een tweelingdracht ontstaat wanneer er twee eicellen tegelijkertijd ovuleren en bevrucht worden (twee-eiige tweeling) of doordat één bevruchte eicel zich deelt (ééneiige tweeling). In het dierenrijk zijn het voornamelijk de twee-eiige tweelingen; er ovuleren twee of meerdere follikels op het zelfde moment. Bij veel dieren is dat geen probleem en zo kunnen grote nesten ontstaan: denk hierbij aan honden, varkens en katten.

Bij paardachtigen is het een ander verhaal. Er treden regelmatig dubbele ovulaties op (circa 16%), maar het aantal tweelingdrachten is zeer klein (1.5%) en het aantal tweelinggeboorten nog lager (< 0.5%). Het vlies rond de ongeboren vrucht (chorion dat placenta wordt) maakt contact met het baarmoederslijmvlies en wordt zodoende voorzien van voedingstoffen en zuurstof. Dit contact kan heel uitgebreid zijn zoals bijvoorbeeld bij runderen, maar ook heel losjes, zoals bij het paard. Bij paardachtigen ligt de placenta als een soort binnenband tegen de baarmoeder (buitenband) aan en deze hebben over een groot oppervlak contact met elkaar zonder vergroeid te zijn. Dit grote oppervlakte is nodig om voldoende uitwisseling mogelijk te maken van zuurstof en voedingsstoffen. Dieren met een veel hechtere binding tussen baarmoeder en placenta hebben een veel gemakkelijkere uitwisseling.

Het voordeel van het losse contact tussen baarmoeder en placenta is dat de nageboorte binnen een half uur uit de baarmoeder komt en dat dit meestal zonder bloedverlies gebeurt. Als vluchtdier is dat makkelijk; de merrie kan snel met haar veulen met de kudde mee en er is geen bloedverlies van roofdieren kan aantrekken.

Het nadeel is dat wanneer er onverhoopt een tweelingdracht ontstaat de placenta's van beide veulens te weinig contact maken met het baarmoederslijmvlies waardoor onvoldoende opname van zuurstof en voedingsstoffen kan plaatsvinden. Met andere woorden; in geval van een tweelingdracht gaat het meestal in de dracht al mis doordat één of beide veulens te weinig voedingsstoffen en zuurstof krijgen. Vaak treedt in deze gevallen abortus op of sterven de veulens kort na de geboorte.

Wanneer er een, ogenschijnlijk  gezonde veulentweeling geboren wordt is dat om bovengenoemde reden zo zeldzaam dat de krant gehaald wordt. We moeten overigens niet te vroeg juichen; van veel tweelingen sterft één of beiden alsnog na de geboorte en van de dieren die wel blijven leven kampen de meesten ook na jaren nog met een flinke groeiachterstand."